Deze fiche geeft algemene informatie. Elke situatie is anders.

Om precies te weten welke regels er op jou van toepassing zijn, kan je informeren bij je mutualiteit.

Opgelet:

• In deze fiche lees je alleen de regeling voor werknemers. De regels voor zelfstandigen en ambtenaren zijn anders.
• ‘een persoon ten laste’ voor de ziekte-uitkering is niet hetzelfde als bij de andere sociale uitkeringen.

Als je je woning deelt, dan:

• heeft dat invloed op je invaliditeitsuitkering;
• heeft dat geen invloed op de terugbetaling van je ziektekosten en je ziekte-uitkering tijdens het 1ste jaar dat je niet kan werken door je ziekte.

De ziekte-uitkering vervangt je loon als je niet kan werken door ziekte of een ongeval.

Opgelet: als je niet werken door een arbeidsongeval of beroepsziekte, dan gelden andere regels.

Het bedrag van je ziekte-uitkering is afhankelijk van het tijdvak waarin je niet kan werken door je ziekte.

Er zijn 3 tijdvakken.

• Van de 1ste tot de 31ste dag van je ziekte: je werkgever betaalt je 60% procent van je laatst verdiende brutoloon. Dat heet het gewaarborgd inkomen.
• Vanaf de 31ste dag van je ziekte tot de 365ste dag: de mutualiteit betaalt je 60% procent van je laatst verdiende brutoloon. Dat heet de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
• Vanaf het 2e jaar dat je niet kan werken door je ziekte: de mutualiteit betaalt je een ziekte-uitkering. Die heet de invaliditeitsuitkering.

Het bedrag van de invaliditeitsuitkering hangt af van je gezinstoestand:

• Een samenwonende met personen ten laste (gezinshoofd) krijgt 65% van het laatste brutoloon;
• Een alleenstaande krijgt 55% van het laatste brutoloon;
• Een samenwonende zonder personen ten laste krijgt 40% van het laatste brutoloon.

Je bent gezinshoofd als:

• je samenwoont met 1 of meerdere personen die tot je gezin behoren en die geen of een laag inkomen hebben. Je hebt die personen dan ten laste. Het gaat om:je partner (echtgenoot, wettelijk samenwonende of feitelijke partner);
• 1 of meer kinderen, je (groot)ouders, broers of zussen;
• je alleen woont en een minimumbedrag per maand aan onderhoudsbijdrage betaalt;
• je kinderen minstens 2 dagen per week bij je verblijven (bij een gedeelde verblijfsregeling).

Opgelet: in principe moet je gezinslid op je adres gedomicilieerd zijn om ten laste te kunnen zijn. Als je gezinslid elders gedomicilieerd is, dan kan je aan het RIZIV bewijzen dat die persoon feitelijk onder hetzelfde dak woont en tot je gezin behoort.

Je bent alleenstaande als:

• je alleen woont;
• je je woning deelt met andere personen die geen of een laag inkomen hebben en die niet beschouwd worden als personen ten laste.

Je bent samenwonende zonder personen ten laste als je een woning deelt met anderen (bijvoorbeeld je partner, broer of zus, ouders, vrienden, enz.) die een inkomen hebben dat hoger is dan een bepaald bedrag.

Opgelet: soms deel je je woning met zowel je gezin als met andere personen die niet tot je gezin behoren. Volgens de regels ben je dan samenwonende zonder personen ten laste. In sommige gevallen word je toch beschouwd als gezinshoofd:

• als je samenwoont met je kinderen (of ouders) en met andere personen, als die andere personen geen inkomsten hebben;
• als je samenwoont met je partner die geen of een laag inkomen heeft en met andere personen, ook als die andere personen een eigen inkomen hebben;
• als je samenwoont met je partner en met kinderen of je ouders, maar alleen als je partner geen of een laag inkomen heeft.

Je vindt meer informatite op de website van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV).

Lien